schrijf je in voor de nieuwsbrief

 Over Anne-Marie

 

Een donkere, versleten kroeg aan de 1e Middellandstraat in Rotterdam, zondagochtend rond een uur of 11. De doordringende geur van sigarettenrook en verschaald bier slaat op m'n dertienjarige longen.

Aan de bar verspreid zitten drie in zichzelf gekeerde mannen met voorovergebogen schouders voor hun biertjes. Er wordt niet gesproken.

"Doe mij een jonge jenever en een grote pils Peet", zegt mijn vader, "En geef haar een chocomelk". Twee mannen kijken op en herkennen hem, ze groeten met het opheffen van hun wijsvinger.

De ineengedoken figuur die naast hem zit geeft geen sjoege. Ogen bloeddoorlopen, blik op oneindig. Zou hij hier al de hele nacht zo zitten?

"Dit is Walter", zegt m'n vader tegen me. "Walter heeft het moeilijk. Geef 'm effe een zoen, daar knapt-ie van op."

Alles in me verstijft. Een metalige kou maakt zich van me meester. Ik schud nee.

"Doe niet zo flauw joh, doe dat nou gewoon effies. Kóm op, geef hem een zoen!"

Ik ben een ijzeren harnas geworden. Onverzettelijk, hoewel ik sta te trillen op m'n benen. Ammenooitniet.

"Wat ben je toch een trutje, net als je moeder", snauwt hij me toe, waarna hij in een geroutineerde beweging het kelkje jenever aan zijn getuite lippen zet. 

Walter zwijgt nog steeds en neemt een haal van z'n shaggie.

 

Om twaalf uur vertrekken we en bezoeken we museum Boijmans van Beuningen, waar een tentoonstelling van de expressionisten te zien is.

Daar sta ik ademloos oog in oog met "De zon" van Edvard Munch. Het is alsof ik door dit schilderij het licht en de warmte van dat hemellichaam voor het eerst écht kan ervaren. M'n harnas begint te smelten. Er prikken tranen achter m'n ogen en ik word overweldigd door een diepe ontroering en een verlangen naar licht, naar warmte, naar liefde.

"Mooi he Anne", hoor ik de stem van m'n vader achter me, "Ja, die Munch kon wel wat."

We staan een ontspannen moment lang zwijgend naast elkaar in de gloed van dat monumentale schilderij, voor even opgetild in een gezamenlijke ruimte.

 

Wie ben ik

 

Ik ben geen voorbeeld van een succesvol leven. Ik weet echt niet hoe je de weg naar geluk en eeuwige roem gaat vinden en ik heb geen kaas gegeten van harmonieuze relaties. M'n interieur is te rommelig om indruk te maken en de maand duurt meestal nét effe langer dan m'n geld...

"Een dwaallicht" noemde m'n vroegere leraar me.  En, toen hij zag dat dat me wat teleurstelde (ik had destijds nog hoop op een goed verhaal dat mijn leven in één keer tot de sterrenklasse zou promoveren) : "Wél een licht dus."

En gedwaald heb ik. Ingegeven door de ervaringen met mijn vader, die gediagnosticeerd was met schizofrenie en uit de reguliere hulpverlening was gestapt omdat hij weigerde als een zombie te leven, ging ik al vroeg op zoek naar antwoorden op psychische en mentale nood buiten het reguliere circuit. Tuurlijk, voor mijn vader, maar vooral ook voor mijzelf. Daarin was het gevoel dat ik bij dat schilderij van Munch had gekregen leidraad: werd er iets in me geroerd, kon ik een beetje liefde en warmte ervaren in wat ik tegenkwam?

Ik vond hoop en de belofte van liefde in de symbolische manier van kijken en verstaan. Joseph Campbell, die vanuit een mythologisch perspectief schreef over schizofrenie en de oppervlakkige westerse geest, de soefi's met hun ruime hart en verhalen...dáár kon ik mee uit de voeten. Daarin werd het licht van bewustzijn en onze menselijke transformatie weg als uitgangspunt genomen. Het gaf me als het ware zicht op de blauwdruk van ons menselijk bewustzijn, en hoe we geboren zijn om te verlangen naar licht en dat door ons heen te laten stromen. Zoals ik dat had ervaren bij dat schilderij van Munch. 

Ik had alleen geen idee hoe ik dat licht werkzaam moest maken in mijn eigen leven, waarin ik vooral worstelde om mijn plek te vinden in de maatschappij: Ik hing rond in dezelfde kroegen die ik als dertienjarige zo verfoeide, had té veel one-night-stands en monsterde uiteindelijk aan op een groot cruiseschip in de Cariben. De zee op, net als mijn vader.  Met een boek over mystiek in m'n koffer, dat dan weer wel.

Ik werd zwanger van een sexy ruige Bajan collega. Had meteen het, juiste, vermoeden dat ik een klassieke witte alleenstaande moeder zou worden met een caramel kind. Daar was ik niet meteen enthousiast over, want duidelijk geen recept voor stabiliteit. Tot ik droomde over mijn zoon. Er stroomde zo'n liefde van mij naar hem dat al het andere daarbij verbleekte. Hij was meer dan welkom, come what may.  En zo werd ik acht maanden na die droom alleenstaande moeder van Stan op een flat in Rotterdam. "Hé daar ben je", dacht ik toen ik hem zag. Z'n gezicht was hetzelfde als ik had gezien.

Als een haar weg zoekende jonge moeder sloot ik me aan bij een soefi orde, vervuld van zacht gonzende idealen. Ik wilde dat prachtige kind van me in aanraking laten komen met de schoonheid en liefde in deze traditie en hem onderdeel laten zijn van een bewuste gemeenschap.

Dat liep een beetje anders. Dat ijzeren harnas waar ik inmiddels in leefde liet zich niet zo makkelijk smelten. Ik bestond vooral uit een brandend verlangen naar licht, maar kende mezelf nog erg slecht en kon de schaduwen en het duister in mijn binnenwereld niet verdragen: Innerlijk verbod, schuld, schaamte en een verpletterend gebrek aan vertrouwen in het leven. Die innerlijke toestand was op zich al een uitdaging. In combinatie met het cliché van een leraar/guru die zelf het meeste nood heeft aan heling en innerlijk werk was het een recept voor catastrofe. Ik was eenvoudig manipuleerbaar en werd dat dan ook. In plaats van aan levensvertrouwen te winnen, verloor ik het kleine beetje dat ik nog had. En ik verloor een levensdroom. Zonder levensdroom was ik m'n gevoelskompas kwijt. Ik kon niet meer functioneren en realiseerde me: nu ben ik echt verdwaald.

Die realisatie was m'n redding en werd m'n nieuwe, geupdate kompas. Ik was verdwaald, hoe kwam ik weer op mijn eigen weg? Om mezelf, maar ook om m'n zoon, die ik ongewild maar onvermijdelijk mee had gesleept in m'n onvermogen. Ik wist dat ik in de reguliere geestelijke gezondheidszorg nog verder van huis zou raken, omdat begrippen als liefde, het licht van bewustzijn en spirit daar geen rol spelen.

"Je vindt God/Bron alleen als je ernaar zoekt zoals een vrouw wier haar in de fik staat naar water zoekt." - vrij naar Soefi gezegde

Reken maar dat ik in de fik stond. En dat ik het levenswater zocht alsof m'n leven ervan afhing. Het was de dood of de gladiolen.

En dus vónd ik dat levenswater, niet in één keer, maar beetje bij beetje. Terugkijkend bleek het te bestaan uit twee ingrediënten:

1. het verstaan van de mystieke kennis over wie en wat wij als menselijke wezens zijn. Toen ik daar een smaak van te pakken kreeg, opende zich vertrouwen. "Oooooooh, dít is wie we zijn...." We zijn vele malen weidser en buitenissiger dan de zeer beperkte bandbreedte die de heersende cultuur beslaat. Dat was een opluchting van jewelste. En dat gaf weer de energie, de volharding en de ruimte om

2. innerlijk het kaf van het koren te gaan onderscheiden. Toen ik gevoelsmatig contact kon maken met de weidsheid van m'n bewustzijn, durfde ik m'n innerlijke schaduwen onder ogen te komen. Hoe beter ik ze leerde kennen, des te meer ontspannen ik werd, des te minder ik te manipuleren viel. Niet meer door m'n kwetsuren, niet meer door overerfde patronen, niet meer door vermeende verplichtingen...Mijn hele bestaan richtte zich op een diepere waarheid en daarmee kwam m'n leven tot dan toe in een nieuw licht te staan. Ik leerde de bevrijdende werking van vergeving kennen, van mezelf, van anderen. Mijn gedachten kregen een andere kwaliteit, ze begonnen meer licht, meer energie te behouden.

En op een gegeven moment wilde dat licht naar buiten, bijna ondanks mijzelf...

Zo schreef ik een boekje, en begon zachtjesaan te delen vanuit deze diepere afstemming.

Die afstemming is inmiddels in me verankerd, verdiept zich verder, en er is een soort tedere robuustheid in me ontstaan waardoor ik in een steeds grotere ongedwongenheid leef, met een diepe vreugde over het levende liefdeslicht dat ik inmiddels vaker wel dan niet door me heen voel stromen.

Ik ben ervan overtuigd: Dát is waar we allemaal naar op zoek zijn in de diepte, omdat dat liefdeslicht onze essentiële brandstof is. Het is waar in zuiverheid iedere religieuze beoefening naar streeft. Het is de universele uitnodiging aan ieder mens op aarde om deze liefdesstroom te volgen en te belichamen.

De paradox is dat het altijd bij ons is, dichterbij dan onze halsslagader (zoals ze zeggen in het soefisme). Luisteren naar onze stille stem maakt dat we het kunnen gaan waarnemen. Het is waar Joseph Campbell aan refereerde toen hij zei: "Follow your bliss". Dat levende liefdeslicht is subtiel, altijd aanwezig en de diepe stroom van ons bestaan.

In het soefisme vond en vind ik de beoefeningen en manier van werken die me leren dat licht te belichamen. De grote transformatie voor mij was om te veranderen van iemand die haar ziel, uit gewoonte en gewenning, in prikkeldraad wentelde naar iemand die zichzelf de ruimte gaf dat levende licht te volgen. Dat vraagt omzetten van patronen, trauma, en de moed tegen de ideeën in de heersende cultuur in te gaan. Die heersende cultuur is inmiddels zélf tot prikkeldraad geworden...

Eén van de krachtigste manieren om dit te ondersteunen , is om ritme als uitgangspunt van je dag, week, maand en jaar te nemen, niet kloktijd. Dat is waar m'n online aanbod zich op richt.

Je kunt ook altijd bij me terecht voor een healing sessie, als je één op één met me wilt werken.

Je kunt me natuurlijk ook een mailtje sturen: [email protected].

Met vrede en alle goeds voor jou!

De jongeman op de foto is Stan. Hij heeft geen eenvoudig pad, maar gaat dat met een grote waardigheid. Ik ben iedere dag dankbaar voor de open verbinding tussen ons, met alles wat er is.

Houd contact 

En ontvang iedere maand een nieuwsbrief in je inbox